Als het gaat om vakantiedagen is 1 juli van elk kalenderjaar een belangrijke dag. Dan vervallen namelijk de wettelijke vakantiedagen die een werknemer in het jaar ervoor heeft opgebouwd.
Als werkgever ben je verplicht om werknemers regelmatig te wijzen op het vervallen van de wettelijke vakantiedagen. Dat gaat verder dan alleen een berichtje op het intranet. Je moet de werknemers echt informeren over hun vakantietegoed en aansporen om de wettelijke vakantiedagen op te nemen.
Blijkt dat werknemers hun wettelijke vakantietegoed niet opnemen, dan is het goed om dit in een individueel gesprek ook aan te kaarten. Doe je dit niet, dan loop je het risico dat een werknemer een groot tegoed aan wettelijke vakantiedagen opbouwt dat je bij uitdiensttreding moet uitbetalen. Zorg ook dat de werknemer de vakantiedagen daadwerkelijk kán opnemen. Is dat in een bepaalde periode niet meer mogelijk, dan kun je de vervaltermijn van wettelijke vakantiedagen verlengen. Dit kun je ook in het algemeen zo regelen.
Vervaltermijn bovenwettelijke vakantiedagen
Bovenwettelijke vakantiedagen verjaren een stuk later dan de wettelijke: vijf jaar na het jaar waarin ze zijn opgebouwd. Je kunt hierover andere afspraken maken, maar die mogen niet in het nadeel van de werknemer zijn. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om af te spreken dat de bovenwettelijke vakantiedagen ook na anderhalf jaar vervallen. De andere afspraken kun je opnemen in de arbeidsovereenkomst, een arbeidsvoorwaardenreglement en staan soms in de cao.