
Stages zijn een onmisbaar onderdeel van mbo-opleidingen, maar de financiële compensatie voor stagiaires (de stagevergoeding) blijft een heikel punt. Met de ondertekening van het Stagepact MBO 2023-2027 rees de hoop op meer duidelijkheid en rechtvaardigheid.
Het stagepact, een breed gedragen initiatief van studentenorganisaties, vakbonden, onderwijsinstellinegn, werkgevers en de overheid, stelt een 'passende vergoeding' en gelijkwaardige behandeling van stagiairs centraal. De realiteit toont echter een ander beeld. In 2024 had 6 op de 10 mbo-stagiairs géén inkomsten uit stage. Bovendien bevat nog maar 16% van de cao’s afspraken over stagevergoedingen. De cao Gemeenten lijkt op papier wel goede afspraken te bevatten, met een paragraaf die stelt dat "de stagiair een passende onkostenvergoeding krijgt, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt in de hoogte van de vergoeding voor stagiairs van verschillende opleidingsniveaus." De praktijk is echter complexer en toont afwijkingen op uiteenlopende gebieden.
De praktijk van gemeenten
Voor dit artikel zijn tussen april en juni 2025 alle 342 Nederlandse gemeenten benaderd met vragen over hun stagevergoeding. Van de 322 gemeenten die uiteindelijk informatie verschaften, bleek dat elke gemeente een stagevergoeding biedt. De gemiddelde vergoeding bedraagt € 430,- per maand bij een fulltime stage, wat ruim boven het landelijk mbo-gemiddelde van € 250,- ligt. Echter, de bandbreedte in vergoedingen is groot: van € 160,- (Gennep) tot € 775 (Midden-Delfland). Een derde van de gemeenten hanteert een vergoeding tussen € 400,- en € 500,-.
Opvallend is dat de hoogte van de vergoeding geen verband lijkt te houden met de grootte of de rijkdom van een gemeente; zowel rijke als arme, en grote als kleine gemeenten, vertonen uiteenlopende vergoedingen. Dit duidt op een gebrek aan uniformiteit in de vaststelling. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten, VNG, merkt hierover op dat "er verschillen in hoogte mogen zijn tussen gemeenten" zolang er een stagevergoeding aanwezig is. Jongerenorganisatie JOBmbo is kritischer: "Dat is wat ons betreft niet te verklaren," stellen zij, aangezien het om dezelfde sector gaat.
Onderscheid naar opleiding, leeftijd en leerjaar
Hoewel het merendeel van de gemeenten (93%) geen onderscheid maakt naar opleidingsniveau – en daarmee de cao Gemeenten volgt – bleken nog 14 gemeenten direct onderscheid te maken. Hier ontvangen mbo-stagiairs een lagere vergoeding dan hbo/wo-studenten. Alle 14 gemeenten erkennen dit en werken aan beleidsherzieningen; zo zal Lochem per 1 juli 2025 een uniforme vergoeding van € 500,- hanteren.
Een subtielere vorm van onderscheid openbaart zich in gemeenten die de stagevergoeding baseren op leeftijd. Bij zeven gemeenten, waaronder Amsterdam, stijgt de vergoeding naarmate de stagiair ouder is. Dit heeft echter een direct gevolg voor mbo-studenten. "Het leeftijdsgebonden beleid lijkt neutraal, maar werkt in de praktijk nadelig uit voor mbo-stagiairs, die jonger zijn," erkent de gemeente Zevenaar in een reactie over haar eigen beleid. "Daarmee ontstaat er toch een indirect onderscheid naar opleidingsniveau." De Bilt, ook met beleid dat onderscheid maakt naar leeftijd, nuanceert dit door te stellen dat het minimumjeugdloon nu eenmaal opbouwt naar leeftijd en dat men juist de cao recht doet door niet naar opleidingsniveau maar naar leeftijd te kijken. FNV Young & United is fel tegen dit beleid: "Dit is discriminatie naar leeftijd," en “de jongere studenten zijn met die methode altijd de dupe”. Aangezien 78% van de mbo-studenten (BOL-Beroeps Opleidende Leerweg; 2024) jonger is dan 20 jaar, leidt dit beleid dan in de praktijk tot lagere vergoedingen voor deze groep? De VNG geeft aan dat dit "een interessante vraag" is, waar ze "nog geen beeld van de achtergrond van hebben om daar een passend antwoord op te kunnen geven."
Naast leeftijd hanteren enkele gemeenten ook het leerjaar als criterium. In Amersfoort ontvangen ouderejaars dubbel zoveel als eerste- en tweedejaars. Ook hier kunnen mbo-stagiairs, die doorgaans eerder in hun opleiding stage lopen, benadeeld worden ten opzichte van hbo- en wo-studenten. Bronckhorst, hanteert een maatwerkmethode die onder andere kijkt naar de bijdrage van de stagiair. JOBmbo is hier kritisch over: "Wanneer er een vraag bestaat of een stagiair wel genoeg bijdraagt, zou er een gesprek met de stagiair en de school moeten plaatsvinden (...) maar niet in de vergoeding die een stagiair krijgt." FNV Young & United stelt afkeurend: "Deze gemeente gaat met dit beleid voorbij aan het leerdoel van een stage." De VNG laat gemeenten compleet vrij: “Zolang de vergoeding van stagiaires in de praktijk onafhankelijk is van opleidingsniveau, kan de gemeente zelf criteria bepalen die leiden tot de hoogte van de vergoeding.”
Terugwerkende kracht en transparantie
De cao Gemeenten trad in werking op 1 januari 2024, en bepalingen in cao's gelden met terugwerkende kracht. Dit betekent dat gemeenten die hun beleid recent aanpasten, dit in principe met terugwerkende kracht tot die datum moeten doen, wat compensatie voor eerdere stagiairs zou impliceren. De VNG realiseert zich dat "het doorvoeren van wijzigingen in gemeentelijk beleid (...) enige tijd kost", maar bevestigt dat dit "wel met terugwerkende kracht" is. Zij melden dat er geen centraal orgaan is dat de cao-toepassing controleert, waardoor de verantwoordelijkheid voor compensatie bij de student zelf of de vakbond komt te liggen. Goeree-Overflakkee laat weten dat er een concreet voorstel ligt om die compensatie te regelen voor de stagiairs bij die gemeente.
Wat betreft transparantie blijkt slechts een klein deel van de gemeenten, bijvoorbeeld Almere, de stagevergoeding openbaar op hun website te vermelden; de meeste houden deze informatie intern.
Conclusie: roep om eerlijkheid en eenduidigheid
De gemiddelde stagevergoeding bij gemeenten ligt ruim boven het landelijk gemiddelde, maar de grote variatie in hoogte en de complexiteit van berekeningsmethoden wijzen op een gebrek aan uniformiteit en potentieel een oneerlijke behandeling. Het gebrek aan uniformiteit creëert situaties waarbij een stagevergoeding in Deurne (€ 250,-) sterk afwijkt van die in Middelburg (€ 695,-), zonder logische reden. Een stagevergoeding van minder dan € 300,- is de realiteit bij 28 gemeenten, oftewel één op de tien, ook al geven enkele gemeenten aan dat ze dit bedrag binnenkort gaan verhogen.
Hoewel 92% van de gemeenten geen onderscheid maakt naar opleidingsniveau, veroorzaken leeftijd- en leerjaar-gerelateerde vergoedingen bij 10 gemeenten mogelijk indirecte ongelijkheid, vooral ten nadele van mbo-studenten. Het besef groeide recentelijk bij 24 gemeenten dat zij de cao-paragraaf over een gelijke stagevergoeding nog niet in de praktijk brachten en zij hebben allen aangegeven hun beleid te zullen herzien. Of compensatie voor eerdere stagiairs plaats zal vinden is onbekend. "We zijn erg blij om te zien dat alle gemeentes een stagevergoeding geven en ook al maken er nog een aantal gemeentes onderscheid in de vergoeding, het gaat de goede kant op." voegt JOBmbo toe.
Gevraagd naar een ideale oplossing voor de stagevergoeding merkt de VNG op: “De leden bepalen de inzet voor een Cao-afspraak. Als zij wensen dat er een wijziging komt in de huidige afspraak, dan zal de VNG dat inbrengen in de onderhandelingen met de vakbonden.” Zowel FNV Young & United als JOBmbo zijn helder in hun streven naar een vergoeding van € 989,- per maand: "We zouden graag zien dat het voor studenten niet meer nodig is om een bijbaan naast hun studie te doen bij een fulltime stage."
Met meer harmonisatie van de stagevergoedingen, bijvoorbeeld door een percentage van het minimumloon te hanteren, en grotere transparantie over het stagebeleid kunnen gemeenten een positief voorbeeld zijn voor andere organisaties en sectoren die het Stagepact MBO nog niet of onvoldoende vervolg hebben gegeven.